Ze praten.
Over de werkdag, over de schooldag en over spelletjes.
Casper begint een beetje te stamelen.
"I-ik weet hoe je beter kan worden. Eh misschien dan."
De moeder zucht: "Ik word heus wel beter, maargoed...wat is er?"
Casper gaat verder: "Nou, ik hoorde van Anouk dat haar vader beter was geworden door een alternatieve kliniek."
"Nou, daar geloof ik niet in" zegt de moeder.
Ze eten weer verder.
Casper zit na te denken.
Hij denkt over zijn moeder.
Over die tumor.
Over die dokter die haar misschien zou kunnen genezen.
Over zijn moeder die hem niet gelooft.
Die misschien... Casper slikt. Dood zou kunnen gaan.
Hij moest ervoor zorgen dat zijn moeder hem geloofde over die dokter.
Terwijl hij na denkt, hoort hij iets.
Hij hoort zijn moeder.
Zachtjes snikken.
Hij gaat ernaar toe.
"Mam!"
"Oh hoi Casper"
Moeder ligt op bed.
De telefoon ligt naast haar, merkt Casper op.
"W-w-wat" stamelt Casper.
"Het ziekenhuis belde"
"Ze zeiden dat het.....ding, extreem gevaarlijk is."
Casper probeert de hoop die zijn moeder eerst had over te nemen.
"Er is nog hoop!" roept hij.
"Wat?" zegt zijn moeder
"Ik leef waarschijnlijk niet lang meer...."
"De alternatieve..." probeert Casper te zeggen
"Er is geen hoop meer" snikt de moeder.
"Is er WEL!" Casper krijgt steeds meer hoop.
"De alternatieve dokter!" roept Casper.
De hoop vloeit weer terug bij de moeder.
"We gaan"
Eenmaal aangekomen moeten ze lang wachten.
Casper en zijn moeder praten weer.
Maar nu gaat het over andere dingen.
Het gesprek duurt lang totdat er iemand roept:
"Linda Bossel?"
Ze gaan naar binnen.
De dokter was erg aardig.
De moeder vertelt het hele verhaal.
De koorts, het ziekenhuis en Caspers idee.
De dokter stuurt haar naar een andere kamer.
Casper mag er niet in.
Als ze eruit komen is het enige wat de moeder zegt:
"Dit gaat ons lukken"
"Dat weet ik"